De smaak van het eten dat je vroeger thuis kreeg, blijft je je hele leven bij. Het is altijd weer dat referentiepunt waarop je terugvalt als je eten krijgt opgediend. Onwillekeurig. Bij mij werkt het tenminste wel zo. Wat met name gebeurt bij die maaltijden waar je vroeger zo verzot op was. De boerenkool is zo’n standaard. Of de spercieboontjes. De andijvie. De spinazie met de schijfjes ei daarop en de hutspot. Maar ook de chocoladepasta van de Friese Vlag of de doodgewone Choc in het zilverpapier en de zelf van goudreinetten gemaakte appelmoes hebben hun bijdrage geleverd om mijn smaak tot stand te laten komen en te ontwikkelen. Waardoor ze de vanzelfsprekende norm zijn geworden om hetzelfde eten vandaag aan de dag te beoordelen en te zien of het qua smaak de vergelijking met wat ik vroeger bij mijn moeder thuis gewend was, kan doorstaan. En vaker blijkt dat een heel lastig verhaal te zijn, is die smaak van vroeger niet te benaderen omdat bereidingswijzen en grondstoffen gewoon veranderd zijn. Waarbij verder ook niet vergeten mag worden dat mijn eigen smaak zich door de jaren heen natuurlijk ook verder ontwikkeld heeft.
Met name omdat de tegenwoordige keuken stukken gevarieerder is geworden dan wat de typisch Hollandse pot zo’n zestig jaar geleden te bieden had. Zo schraal als ze toen was, zo rijk geschakeerd is ze geworden met alle Indische, Chinese, Italiaanse, Spaanse, Turkse, Franse, Amerikaanse en Marokkaanse invloeden die ze in de tussentijd heeft ondergaan. Zonder dat ik daarmee zou willen beweren dat het daarmee ook allemaal zoveel aantrekkelijker en lekkerder geworden is. De smaak van vroeger thuis raak je niet meer kwijt, maar komt bijna nooit weerom, of alleen bij een hoge uitzondering. Dat is de trieste en tegelijk weemoedige konklusie van mijn overpeinzing die tot stand kwam toen ik weer eens, dat wil zeggen zestig jaar nadat ik het voor de laatste keer had gegeten, zo’n lievelingsgerecht uit mijn jonge jaren mocht eten en daaraan begon met hoge verwachtingen. Zou die smaak van toen weer tot leven komen, was mijn heimelijke vraag, toen ik gisteren aan de griesmeelpap begon. Om na die genuttigd te hebben te moeten konkluderen dat die ook niet meer leek op wat ze geweest was, want feitelijk nergens naar smaakte, dus waarvan de geest in al die jaren in het niets moet zijn opgegaan.
Mijn smaak is door de jaren niet veranderd. Wat ik vroeger vies/lekker vond vind ik nu nog vies/lekker. Mijn moeder kookte regelmatig vis. Iedereen hield van vis bij ons, wij stammen ook uit een ‘Urks vissersgeslacht’, maar ik moest van vis niks hebben. En zeker niet gekookt. ik hou meer van exotische dingen. (Hoewel al te exotisch nou ook weer niet. Ik zal nooit en te nimmer insecten of wormen gaan eten.) Mijn smaak is dus zeker niet bepaald door wat er ‘met de paplepel is ingegoten’.
Wat betreft jouw griesmeel, ik denk dat het anders klaargemaakt is dan vroeger. Dan smaakt het heel anders. Misschien ontbrak de kaneel? Of vanille?
Dan zal het de vanille zijn geweest, die ik heb gemist.
De vraag “ligt het nu aan mij of smaakt het echt anders?” komt ook bij mij nog wel eens op als ik zo’n oude favoriet weer eens een keer proef. Voor zaken die vroeger thuis werden bereidt en nukant en klaar uit de supermarkt komen ben ik er redelijk zeker van dat het niet aan mij ligt. Maar voor wat gewoon nog zelf gefabriceerd wordt in mijn (of iemand anders’) eigen keuken??
Griesmeelpap, ik griezel al als ik dat hoor, getver….daar heb ik nooit aan kunnen wennen, trouwens ook niet aan andijvie.