In het gedicht ‘Ik ging daar naar een winkel’ beschrijft Joke van Leeuwen (1952) dat gevoel van bijna – ontreddering, vervreemding dat we allemaal wel kennen van onze verblijven in het buitenland:
Ik ging daar naar een winkel om
iets wat bestond te kopen.
Ze konden mij daar niet verstaan,
dus wees ik kleur aan, zweeg hoe hol,
boog ik hoe rond, trilde hoe licht,
bewoog ik hoogte, lengte, breedte.
Ze zeiden: wiewie wiewiewie
en legden heel hun toonbank vol
met veel wat ik niet wilde.
Ik moest naar huis terug. Ik moest
er woorden bij. Maar hoe te weten
of wat ik in mijn woorden zei
en zij in hun taal anders ook
in hun taal net zo heette.