Het klinkt als uit een ver verleden. Maar er is nog een tijd geweest dat je als jonge man van rond de twintig in militaire dienst moest. Dat heette dienstplicht. Zo’n twintig jaar terug zijn die dienstplichtigen uit het straatbeeld verdwenen, die jongens – want dat waren het gewoon – die met hun weekendtas over de perrons en stations zeulden in afwachting van hun trein waarmee ze met hun vrijvervoerbewijs, dat gele vod, naar huis of naar hun legerplaats gingen. Waar is die tijd gebleven van dat eerste grijs, dat de misplaatste kleuraanduiding was van dat poepbruine uniform? Ik zie ze nog voor me, die dienstplichtigen, hoe ze op vrijdagen in grote aantallen de treinen vulden op het Centraal Station van Utrecht, hoe ze uit de ramen hingen om vooral luid hun vreugde te uiten over dat weekendje vrij dat ze voor de boeg hadden. Want er werd wat geschreeuwd, ook al aan het eind van de vijftiger jaren. Dit om het misverstand uit de wereld te helpen dat het toen zo’n rustige en stille tijd was. Nou, als het aan al die soldaten van de parate hap lag dus beslist niet. En evenmin wat betreft die Engelse militairen die ook eens in de zoveel tijd langs kwamen, luidruchtiger als ze op huis aan gingen dan bij hun terugreis in de richting van hun kampement van het Rijnleger.
Zo heb ik ook mijn twee jaar dienstplicht gehad en beleefd en even hard eraan meegedaan en niet in het minst toen ik met mijn plunjezak definitief op huis aan mocht gaan. Want met je ouwestompstok en nog meer met de grote verhalen werd van dat afzwaaien tot aan de laatste snik, bij wijze van spreken tot thuis bij de voordeur, intens genoten, hoewel de luidruchtigheid, de grote bek natuurlijk kleiner werd naarmate de groep van geluksvogels en lotgenoten uitdunde tot het niveau van de eigen individualiteit, welke nog het meest effectief de mond snoerde en het begin vormde van het grote vergeten en het wissen van zoveel herinneringen. Met die ene grote uitzondering, namelijk die van mijn registratienummer, dat nooit meer uit mijn geheugen verdween. Want tot op de dag van vandaag weet ik nog altijd dat dat 43.09.22.135 was zonder dat dat mij ooit van nut is geweest. Wat eens te meer laat zien hoe effectief dit er bij mij is ingestampt, meer dan dat lukte met een van de vele Schwere Wörter in de jaren daarvoor. Maar daarvoor moest je dus wel in het leger zijn, voor je nummer, zoals dat dus zo treffend heette.
Nou dat nummer weet je dan tenminste nog voor het geval je met terugwerkende kracht krijgsgevangene wordt. Die van mij was 631127239. Je hoeft eigenlijk ook alleen de laatste drie cijfers te onthouden hè 😉
Dat is een wijsheid van nu. Toen was het het ritme van de getallenreeks die mij hielp om het te onthouden.
Die van mij zou geweest zijn: 69.09.22.001
Volgens mij heet dat voordringen of is het een vorm van zelfoverschatting om te denken dat jij in dat jaar op die dag uniek zou zijn…….
Wat zeg je me daar? Zijn er nog meer jongetjes geboren op die dag? Daar hebben ze me niets over verteld!
Ik weet het nummer echt niet meer…. het was gewoon een stukje verloren tijd, de dienstplicht.
Hier nog meer antieke hap, tevens een uniek nummer:
Dit is dus echt geschiedenis. Van voor of ten tijde van Nieuw Guinea, onze laatste koloniale oorlog. En natuurlijk gezongen door Rijk de Gooyer, nog zo’n brok historie.
De enige echte afzwaaier was de Ouwe NATO Stomp.
Verplicht in dienst getreden voor het vaderland.
Alleen al de beloning was om te huilen f 1.35 per dag.
En het pensioen werd ook nog niet door betaald
alleen als je ambtenaar was dan wel.