Uiteraard ontkom ik er als literatuurliefhebber niet aan om mijn licht te werpen op de paar sporen die de eergisteren overleden schrijfster Hella Haasse bij mij heeft achtergelaten. Geen traditionele terugblik dus, maar veel meer die persoonlijke terugblik op de momenten dat zij even in mijn leven langs kwam en op de indrukken die ik daaraan overhield. Mijn kennismaking met haar werk vond pas heel laat plaats. Dat moet ergens in het begin van de negentiger jaren zijn geweest. Vreemd, vind ik nu achteraf en eigenlijk niet iets om echt trots op te zijn. Want de reden van dat bijna opmerkelijk negeren van haar proza is te herleiden tot mijn tijd op het gymnasium, toen mijn toenmalige leraar Nederlands Guus Sotemann, die trouwens niet lang daarna hoogleraar werd aan de Utrechtse universiteit, behoorlijk neerbuigend pleegde te spreken over haar romans, zoals ‘Oeroeg’, ‘Het woud der verwachting’, ‘De scharlaken stad’ en ‘Cider voor arme mensen’. Waar zij toen toch al naam mee had gemaakt en een oeuvre had opgebouwd. Hij vond het maar dun en weinig inhoud hebben en al helemaal niet in de schaduw staan van wat reuzen als Vestdijk en Hermans aan romans hadden geproduceerd. Hij had het over ‘dat schrijfstertje’.
En jong en ontvankelijk als je dan bent, gaan zulke opinies erin als gesneden koek, zeker als ze ook nog eens bij herhaling worden opgediend. Waarmee Hella Haasse uit mijn beeld van de Nederlandse literatuur verdween, voor langere tijd, voor circa dertig jaar. Zolang wist dat oordeel, die aangepraatte mening zich dus bij mij te hechten tot het moment, en dat was in 1992, ‘Heren van de thee’ verscheen en zo met lof en prijzen werd overladen, dat er voor mij geen houden meer aan was en mijn vooroordeel, want dat was het, onder de druk daarvan wel moest bezwijken. Met als logisch gevolg dat ik ook voor het schrijverschap van Hella Haasse door de knieëen ging en mijn zo lang gehuldigde misvatting heel snel moest erkennen. Nog niet zo lang geleden vond ik daarvan de bevestiging in haar vroege historische roman ‘Het woud der verwachting’, zij het dat ik hier en daar wel bedenkingen had, het te gedetailleerd vond. Wat overigens verder niets afdeed aan de kwaliteit van het boek, dat nog een extra licht wierp op de eruditie en het psychologisch inzicht dat Hella Haasse ook bezat en welke haar hebben geholpen om een van de belangrijkste Nederlandse auteurs van de twintigste eeuw te worden. Want dat staat voor mij beslist vast.
Wie is dat menneke? Nooit van gehoord. En hoogleraar? Dat is half Nederland.
Daar kun je ook niet van hebben gehoord omdat dit rond 1960 speelde. En ik neem nog altijd aan dat je de vijftig jaar niet bent gepasseerd.
Jezus Christus speelde rond het jaar 30. Van hem heb jij toch ook gehoord? Niet omdat jij bijna 2000 jaar oud zou zijn, maar omdat de persoon om wie het gaat van groot genoeg belang is.
Nou, inderdaad. Die meneer geeft zichzelf de status van literatuurbepaler. Dat sluit mooi aan bij het kunststukje in het logje over de PVV.
“Die meneer geeft zichzelf de status van …”
Een schitterende zinsnede, omdat die van toepassing is op het mannelijk geslacht in het algemeen en van alle tijden: eigenroem en nog eens eigenroem. God wat een rottende hellezooi.
Wel, de status van mannen – welke mannen dan ook en welke status dan ook – wordt door mij openlijk niet erkend en daar kunnen ze het mee doen.
Status en fallus. Daar staat of valt alles mee.
Een hommage aan de schrijfster HAASSE. Eindelijk mag zij zich tot de vier grote schrijvers van dit land rekenen. En haar betekenis als schrijfster is juist in onze tijd van groot belang. Geldende waarden en normen zijn immers aan een herijking toe, zegt men……..Gelukkig hebben we het virtuele hellahaassemuseum als een houvast om ons voortdurend te laven.
Toevallig, ‘Heren van de Thee’ is ook de enige grote roman die ik van haar gelezen heb, en inderdaad een heel mooi verhaal.
Ik vond het wel leuk om te horen dat dat haar werkelijk helemaal niets kon schelen of ze nu bij de grootste schrijvers hoorde of niet. Gewoon maar doorschrijven, vele decennia lang.
@ Frankie:
Eens met je opmerking dat nu half Nederland hoogleraar is. Maar vijftig jaar terug lag dat echt radicaal anders en werd niet voor iedere scheet een leerstoel uitgevonden. Dus zo’n manneke was het nou ook weer niet, hoewel ik achteraf wel baal van zijn dedain ten opzichte van Hella Haasse.
Ik kan vanaf hier niet bepalen of jij wel de status bezit om te oordelen over de plaats van het professoraat vroeger en nu. Dat zal ik toch echt eerst aan een deskundige moeten voorleggen.
Ik heb tot mijn schande nog helemaal niets van Hella Haasse gelezen!